Staten-Generaal in 1614:
In de 17e eeuw werden de Staten-Generaal één keer bijeengeroepen. De leden van de Staten-Generaal werden gekozen door de geestelijken, edelen en boeren, kortom de leden werden door het volk gekozen. De Staten-Generaal bestond uit 182 leden van de Derde Stand, 132 edelen van de Tweede Stand en 150 geestelijken van de Eerste Stand. De belangrijkste klasse was de adel, deze hadden alleen maar rechten en bezaten alle ambten. Alle ministers, officieren in het leger en op de schepen waren van adel. Na de adel kwam de geestelijkheid, ook de geestelijkheid had hoge functies. De laagste klasse was de grootste en minst invloedrijke, degenen die niet tot de adel of geestelijkheid behoorde, de gewone mens. De derde stand had alleen plichten, deze hadden geen politieke macht zoals de adel en de geestelijkheid, ze moesten belastingen betalen, inkomsten afstaan aan de koning, een deel van hun oogst afstaan, extra geld betalen op zout, tabak, wijn en op de geboorte van een kind. In de vergadering had niet iedereen één stem, maar elke stand één stem. De adel en het merendeel van de geestelijken waren het met elkaar eens, dus wanneer de derde stand van mening verschilde met de eerste en tweede stand verloren ze met twee tegen één. De derde stand voelde zich achtergesteld in de standenmaatschappij. er was een voorstel van de derde stand om de koning belangrijker te maken dan de paus. De koning zelf was het wel eens met de derde stand, maar de geestelijkheid en de adel reageerden hevig op dit voorstel en het voorstel werd verworpen omdat iedere stand één stem heeft en de adel en geestelijkheid waren tegen.
half uur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten