Ik heb de volgorde van de subdeelvragen een beetje veranderd, omdat dat beter uitkwam voor het totale verhaal. Ik hoop dat dit niet erg is.
Wat voor soort kunst werd als ideaal gezien tijdens de 17e eeuw in het betreffende land?
*Wie gaven de opdracht tot het maken van een kunstwerk?
In de 17e eeuw was de welvaart van de Republiek erg gestegen, waardoor de burgerij het zich kon veroorloven om kunstwerken te kopen. Rijke burgers verstrekten opdrachten aan schilders, lagere klassen kochten kant-en-klare kunstwerken. Kunst werd gebruikt om mee te pronken, mensen lieten ermee zien hoe rijk ze waren, bijvoorbeeld door een huwelijksportret te laten maken waarin de status en de positie van de geportretteerden duidelijk naar voren kwam.
Vermogende burgers hadden vaak tientallen schilderijen die ophingen door het hele huis, maar
echt rijke burgers hadden vaak een ‘kunstkamer’. In deze kamer hingen de schilderijen lijst aan lijst, naast elkaar. De schilderijen werden niet alleen gebruikt om mee te pronken, maar vaak ook als investering; een ‘spaarpotje’ om later van te leven.
* hoe werd de kunst in die tijd geacht eruit te zien en hoe is dit terug te zien in het paleis?
De Nederlandse kunst had een ander karakter dan de kunst in de rest van Europa. Vooral de schilderkunst was populair. Omdat schilderijen werden gekocht door burgers, was alles bestemd voor woonhuizen. Dit hield in dat de schilderijen ‘kleine’ afmetingen moesten hebben, een plafondschildering of een immens schilderij van enkele meters werd niet vaak gemaakt.
Ook werden er in Nederland alledaagse onderwerpen geschilderd, zoals bijvoorbeeld ‘Het straatje’ van Johannes Vermeer. In de rest van Europa werden in de 17e eeuw nog geen alledaagse onderwerpen geschilderd.
De schilderkunst van de Nederlandse schilders kon je opdelen in 5 genres:
-het historiestuk. Dit is het gewichtigste genre. In een historiestuk is een historische gebeurtenis afgebeeld, alle schilderijen in het paleis op de Dam zijn historiestukken.
-het genrestuk, hier werden taferelen uit het dagelijkse leven afgebeeld, feesten of de huiselijke bezigheden zijn het onderwerp. Meestal zit er in het genrestuk een verborgen boodschap met betrekking tot de moraal. De ‘huishoudentjes van Jan Steen’ zijn bekende voorbeelden van genrestukken.
-het stilleven. In deze schilderijen werden levenloze of dode voorwerpen afgebeeld. Ook deze schilderijen konden een boodschap bevatten met betrekking tot de moraal.
-het landschap. Hier werden stadslandschappen, natuurlandschappen of zeelandschappen afgebeeld. Dit genre was een Nederlands specialisme.
-het portret. Het portret was het minst populaire genre voor de kunstschilders, in verband met vervelende klanten waar de schilder dan rekening mee moest houden.
In de Nederlandse kunst zat veel symboliek verstopt. In portretten zaten meerdere symbolische aanwijzingen om aan te geven wie er stond afgebeeld en wat zijn of haar positie was in de maatschappij. Het genrestuk stond bol van de symboliek, een zeepbel stond bijvoorbeeld voor ‘homo bulla’ ; de mens is een zeepbel. Deze uitdrukking gaf aan dat lichtvoetig vermaak niet goed afliep.
Om al deze symbolische schilderijtjes te begrijpen, werden er zogenaamde emblata-boeken uitgegeven, waarin de symboliek werd uitgelegd.
Wat architectuur betreft, is classicisme een ideaal in de Republiek. Klassieke gebouwen zien er symmetrisch en harmonisch uit. Het harmonische aspect wordt in de 16e eeuw nageleefd door de geschriften van Vetruvius. Vetruvius was een man uit het oude Rome die een boek over de regels van de klassieke architectuur schreef.
Jacob van Campen, die zelf naar Italiƫ was geweest om de klassieke bouw-en beeldhouwkunst te bestuderen, maakte ook gebruik van de geschriften van Vetruvius. Zo is de lengte van de burgerzaal 2x de breedte, en de hoogte van de burgerzaal is dan weer de lengte + de breedte gedeeld door 2.
Het stadhuis is ook perfect symmetrisch, vanaf de buitenkant gezien accentueren de pilasters deze symmetrie nog eens extra.
Jacob van Campen gebruikte de Klassieken als voorbeeld omdat hij vond dat de zuivere klassieke architectuur goed bij het strenge Calvinisme past.
*Hoe waren de kunstenaars opgeleid?
Welgestelde kinderen en meesterleerlingen gingen in de leer bij een schilder, waar ze dan een kunstopleiding kregen. Dit was bijvoorbeeld mogelijk bij Rembrandt, die voor 100 gulden per jaar een kind onderwees. Deze leerlingen kregen klassikaal onderricht waarbij ze leerden tekenen naar gips- en naaktmodellen. Ook kopieerden deze kinderen werken van hun meester.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten